Nooit meer eenzaam

Wanneer de eerste zonnestralen langzaam naar binnen schenen, kwamen de Engelen over de stralen heen haar slaapkamer binnen gelopen.

Ze staan naast het bed van een vrouw die nog ligt te slapen. 

Naast haar op het bed zit haar Engel die over haar waakt.

Alle Engelen kijken naar de vrouw die langzaam wakker wordt.

Ze wrijft haar ogen uit en kijkt door het raam naar buiten. 

De zon kwam al op en de eerste vogels zongen hun lied. 

De vrouw stond op, waste zich en kleedde zich aan. 

Ze liep de trap af naar beneden en schonk zichzelf in de keuken een kop koffie in. 

De Engelen die naast haar bed hadden gestaan, waren met haar mee naar beneden gelopen, net als haar Beschermengel. 

Ze stonden nu met z’n allen in de keuken en wachtten geduldig het moment af dat de vrouw hen nodig had. 

De vrouw was eenzaam en huilde vaak. 

Ze was haar man verloren en kinderen waren er nooit gekomen.

Vaak zat ze alleen in een stoel naar buiten te staren. 

Eigenlijk zat ze te wachten totdat er iemand langs kwam, maar veel vrienden had ze nooit gehad. 

Het was niet dat ze zich verveelde. Ze had immers veel te doen, maar de avonden waren vaak toch te stil en dan kwam de eenzaamheid. 

 

De Engelen om haar heen waren altijd bij haar. 

Ze probeerden uit alle macht om haar te helpen, maar de vrouw had er geen idee van dat er Engelen om haar heen stonden. 

Vaak, als ze huilde, zaten ze allemaal om haar heen en troostten haar. 

Meestal lukte dit, maar soms was haar verdriet zo sterk, dat zelfs de Engelen haar niet meer aan het lachen kregen. 

Het was weer avond geworden en opnieuw had de vrouw naar buiten zitten staren.

De tranen vloeiden over haar wangen en zo nu en dan huilde ze zo hard dat de Engelen haar niet meer rustig kregen. 

Tegen de tijd dat ze naar bed moest, keek ze in de spiegel en vroeg ze aan zichzelf: “Hoe lang moet ik zo nog verder leven?” 

Verdrietig liep ze de trappen op naar boven, waste zich, kleedde zich om en ging in bed liggen. 

Haar Beschermengel ging weer op het bed naast haar zitten en de vele andere Engelen stonden om het bed heen. 

De Beschermengel keek naar de groep Engelen. 

“Kunnen we niets voor haar doen? 

Er moet toch iets zijn waarbij wij deze vrouw kunnen laten weten dat ze niet alleen is, maar dat wij er altijd voor haar zijn.”

Eén van de Engelen kwam naar voren. 

“Laten we haar gewoon eens meenemen. 

Misschien dat we in de sferen iets voor kunnen doen.” 

De Beschermengel haalde heel voorzichtig het astrale lichaam van de vrouw uit het fysieke en de Engelen tilden haar gezamenlijk mee de kamer uit.

 

In het Hiernamaals maakten ze haar wakker. 

De vrouw keek verwonderd om zich heen en zag rondom haar allemaal mooie Engelen staan. Eén Engel was wel heel bijzonder. 

Dat was ook de Engel die naar haar toe kwam gelopen. 

Hij zei: “Wij hebben je hier naartoe gehaald, omdat je ons in deze sferen wel kunt zien, horen en voelen. 

Wij zijn altijd bij u geweest, maar u heeft ons niet opgemerkt.

Als u huilde troostten wij u, maar we maakten u ook weer aan het lachen. 

Ons hart huilt, wanneer wij u zo in de avond voor het raam zien zitten. 

Wij willen u laten weten dat wij elk minuut van de dag bij u zijn. 

En als u slaapt zullen wij u meenemen naar hier, zodat u ons kunt zien.

Praat overdag met ons. 

Weet dat wij er zijn, ook al ziet u ons niet. 

U moet er in geloven, het vertrouwen hebben en liefde voor ons hebben. 

Dat is het enige wat wij van u vragen. 

Weet dat we om u heen staan, als u weer moet huilen. 

Loopt u de trap af, dan lopen wij achter u aan. 

Zit u aan de keukentafel, dan zitten wij er ook. 

Alles wat u doet, doen wij met u mee. 

Wij geven kleine cadeautjes, zoals een veertje of een vogeltje dat voor het raam zit.

Vlinders zijn zulke mooie dieren die de liefde overbrengen van een dierbare. 

Er zijn zoveel tekens, zoveel inzichten, maar u moet daar wel voor open staan.

Zonder dit alles, zal er geen geloof zijn, en zullen de sluiers tussen ons en u gesloten blijven.”

 

De vrouw keek naar de Engelen en heel voorzichtig raakte ze één voor één aan. 

Ze voelden allemaal net even anders aan, maar allemaal waren ze zo begaan met haar en zo liefdevol. 

“Kom maar mee”, zei haar Beschermengel, “ik breng je weer naar huis.”

En via de zonnestralen die de slaapkamer binnen stroomden, liepen de Engelen haar kamer binnen. 

Ze legden de vrouw terug in haar lichaam en gingen om het bed heen staan. 

 

Langzaam opende de vrouw haar ogen. 

Ze keek om zich heen, maar zag niets.

Had ze dit nu gedroomd? Was het echt waar of niet? 

Wat hadden de Engelen in haar droom ook alweer gezegd? 

Om de Engelen te kunnen voelen moest ze in hen geloven en het vertrouwen in hen hebben, maar ook lief te hebben.

Oh ja en ze moest met hen praten. 

De vrouw vond het ergens best raar, maar wat kon haar het schelen. 

Ze had niemand waar ze tegenaan kon praten en nu waren er in haar droom Engelen geweest die zeiden dat ze met hen in contact kon blijven. 

De vrouw lachte en zei op een vrolijke toon: “Goedemorgen Engelen, fijn dat jullie weer bij me zijn.”

Vanaf die dag kreeg de vrouw mooie inzichten, zag ze vlinders, veertjes en de kleinste vogeltjes aten uit haar hand. 

Ze is geen avond meer eenzaam geweest, ze had immers de Engelen om haar heen.   

 

Geschreven door Jolanda Rhijnsburger 

 

Laat gerust een reactie achter

Commentaren: 0
Voor meer  info, klik op afbeelding
Voor meer info, klik op afbeelding
Voor meer  info, klik op afbeelding
Voor meer info, klik op afbeelding
Voor meer  info, klik op afbeelding
Voor meer info, klik op afbeelding
Voor meer  info, klik op afbeelding
Voor meer info, klik op afbeelding
Voor meer  info, klik op afbeelding
Voor meer info, klik op afbeelding
Voor meer  info, klik op afbeelding
Voor meer info, klik op afbeelding

Schrijf-Medium Jolanda Rhijnsburger Epen Limburg