Het is ochtend. De zon was al op, toen een meisje haar bedje uitstapte.
Ze liep naar het raam en deed de gordijnen open.
Het was heerlijk weer, dat zag ze gelijk.
Snel kleedde ze zich om en rende de trap af naar beneden.
Haar moeder was al vroeg weggegaan en ook haar vader was weg. Ze waren beiden naar
hun werk.
‘We leven in een vreemde wereld.’ Dacht het
meisje.
Iedereen is maar bezig met geld verdienen, terwijl er
zoveel moois te beleven valt zonder al dat werken.
Het meisje
deed haar schoentjes aan en ging op weg.
Elke dag een stukje
lopen, dat vond ze fijn.
En elke dag kwam ze leuke mensen tegen
die haar gedag zeiden.
Op een dag was ze een oude man tegen
gekomen. Hij had haar somber goedendag gezegd en was doorgelopen.
De volgende dag zag ze weer dezelfde oude man haar kant op komen en weer zei de man haar goedendag.
Maar dit keer was het anders. De man glimlachte naar haar en dat deed hij die dag
ervoor niet.
Het meisje bleef stil staan.
Waarom is de man nu wel vrolijk en gisteren niet?
Ze besloot de oude man achterna te gaan. Ze draaide zich om en liep in een versneld
tempo achter de oude man aan.
De oude man wist niet dat het
meisje achter hem aan liep en begon te zingen; ‘Op de grote stille heide…la…la…la…’
Het meisje kende dit liedje. Haar oma en opa zongen dit liedje vroeger heel erg vaak.
En het meisje liep verder achter de oude man aan.
Nog steeds had de oude man niets in de gaten. Hij was zo druk met zingen; ‘…dwaalt
een herder eenzaam rond…’
Het meisje vond het prachtig. De man
had helemaal niets in de gaten en net toen de oude man het volgende refrein wilde gaan zingen, zong het meisje met heldere stem; ‘Hoe schoon is mijn heide, hoe schoon is mijn heide, mijn
hei-heide.’
De oude man bleef van schrik staan. Wat was
dat? Waar kwam dat mooie geluid vandaan? Hij draaide zich om en zag het
meisje staan.
‘Maar kind, wat doe jij hier? Ben jij niet te ver
van huis?’
Het meisje schudde haar hoofd; ‘Nee meneer, mijn huis
is hier waar u staat.’
De man keek het meisje met opgetrokken
wenkbrauwen aan.
‘Jouw huis is hier?’ Vroeg de
man.
‘Ja hoor.’ Zei het meisje. ‘Mijn huis is hier en daar
en daar’ En ze wees met haar vingertje alle kanten op. ‘En in dit huis slaap ik. ‘De man bleef met opgetrokken wenkbrauwen naar dit merkwaardige kind kijken.
‘Maar hoe kan dit jouw huis zijn en daar en daar en waarom slaap je juist in dat huis?’
‘Nou dat is heel simpel.’ Zei het meisje.
‘Mijn huis is overal maar mijn bed staat daar.’
De oude man krabde zich eens achter zijn oren en ging in het gras
zitten.
Het meisje ging naast hem zitten en keek met een glimlach
naar de oude man.
‘Waarom was u gisteren niet vrolijk en vandaag
wel?’
‘Hoe weet je dat?’ Vroeg de man aan het
meisje.
‘Gewoon, omdat ik dat gemerkt heb.’
‘Ik had niet zo’n leuke dag gisteren. Daarom was ik niet zo vrolijk, maar vandaag
gaat het goed.’ Zei de man.
‘Wat was er dan?’ Vroeg het meisje.
De man keek haar aan en overwoog of hij wel met dit jonge kind moest praten over grote mensen dingen.
‘Nou…?’ Vroeg het meisje weer.
‘Ja, ik weet niet zo goed wat ik hier nog doe. Ik ben al een oude man en heb al heel veel
mee gemaakt, ook heel veel dingen mogen zien. En nu vraag ik mezelf af wat ik moet gaan doen. Ik zal toch centjes nodig hebben om brood te kunnen kopen.’
Het meisje keek de oude man eens aan; ‘U heeft alles gedaan, bent alles geweest,
kent alle geheimen, kent alle talen en u heeft zichzelf bijna terug gevonden door zoveel te leren van uzelf. Maar nu, op het einde van uw weg, weet u niet meer wat u moet
doen?’
De man keek verschrikt naar het meisje. Het meisje was
niet meer het meisje dat hij eerst zag, maar een Engel die naast hem op het gras was komen zitten.
‘Ja…’ Stamelde de oude man; ‘Ik weet niet meer welke weg ik moet bewandelen.’
‘De weg waar de zon schijnt. Dat is de juiste weg.’ Zei de Engel.
‘Maar hoe bedoelt u dat?’ Vroeg de man.
‘Heel simpel. Geniet van het leven. Liefde is het belangrijkst. Geniet van de
wandeling die u maakt. Zing uw liederen. Maak vrienden en zorg dat u niet vergeet, dat u nooit alleen loopt, want ik loop naast u en wijk niet van uw zijde.’
De oude man kreeg tranen in zijn ogen en hij omhelsde de Engel.
‘Maar hoe moet ik nu centjes verdienen om brood te kopen?’
De Engel glimlachte en was weg.
De oude man was helemaal van slag. Had hij dit nu werkelijk meegemaakt of was dit
nu fantasie?’
‘Nee hoor.’ Zei het meisje; ‘Het was allemaal
echt.’
‘U moet eens leren te genieten van het leven en u niet
druk maken om geld. Als u geniet komt alles goed, daar kunt u op vertrouwen. En dit is mijn huis.’ Zei ze en wees met haar vingertje, maar nu naar boven.
De oude man begon te huilen en hij bedankte het meisje. Hij ging verder op zijn
weg, luid zingend; ‘…bloeien bloempjes lief en teer, pralend in de zonnestralen, als een bloemhof heinde en veer…’
Geschreven door Jolanda Rhijnsburger.