Niet zo lang gelden was er een hondje, een lief klein hondje dat eenzaam was.
Dit hondje was eenzaam omdat het geen baasje meer had en helemaal alleen over straat zwierf.
Op een koude winterdag dag regende het heel hart.
De koude regen sloeg tegen zijn verwaarloosde vachtje aan.
De wind deed pijn en het hondje had het koud, hij piepte van verdriet.
De avond viel in en hij was moe.
Lobke Marie opende haar oogjes en ze keek verschrikt haar nieuwe wereld in. Een wereld die ze niet kende.
Ze stond op en keek vragend in het rond.
Ze was niet meer in haar ouderlijk huis, waar waren haar baasjes gebleven? Ze wilde gaan rennen om hen te gaan zoeken, maar er kwam een hond naar haar toe gelopen.
Het was een hele mooie hond en ze glimlachte naar haar.
“Welkom!” zei de hond, “wij hebben op jou gewacht.”