Een jonge vrouw keek uit het raam naar buiten.
Ze dacht aan haar moeder, die ze al jaren niet had gezien.
Het deed haar pijn en haar hart was gebroken.
Ze had van alles geprobeerd om met haar moeder in contact te komen, maar haar moeder bleef haatdragend.
De jonge vrouw voor het raam overdacht haar leven, terwijl ze naar de bloeiende bloemen buiten keek.
Tranen gleden langzaam over haar wangen naar beneden.
Ze draaide zich om en ging op de bank liggen.
Zodra de eerste zonnestralen over het land heen dwalen wordt een jonge vrouw wakker.
Ze kijkt uit het raam en begint te glimlachen.
Ze vind het fijn als de zon schijnt en dat ze dan haar dagelijkse rituelen kan doen.
Als het regent is de energie weer heel anders.
Niet dat die dan minder mooi is, in tegendeel, maar de zon verwarmt en laat een stille zachte vorm van liefde achter.
Als de eerste zonnestralen aan de horizon verschijnen wordt een kleine berg wakker.
Het zijn de vogels die hem wakker hebben gemaakt.
Het klink heerlijk vindt hij en hij luistert nog eens aandachtig naar hoe mooi deze vogels als één orkest samen zingen.
De kleine berg genoot en hij keek naar zijn vader en moeder die schuin achter hem stonden. Zij waren veel groter dan hij en hij keek enorm tegen hen op.
Ze waren ook zo wijs.
Het is nog vroeg en de zon komt langzaam op.
Een klein Elfen meisje doet de deur van haar huisje open en kijkt vanaf de berg het dal in. Iedereen slaapt nog en ze glimlacht.
Ze gaat op een grote steen staan die aan de rand van de berg staat.
Kijkt nog eens naar deze stille wereld onder haar, en zingt dan haar eerste noot.
Zuiver als de mooiste nachtegaal, zingt ze de andere Elfjes in het dal wakker.
Zelfs de vogels worden wakker en rekken hun vleugels uit.
Er was eens een klein lief meisje en ze zat onder een walnotenboom.
De zon scheen en de wind blies de warme zachte wind door haar lange blonde haren.
Het was een stralende dag.
De wolken die langsdreven leken op kleine wollen schaapjes.
Het meisje moest er om lachen.
Onze Moeder Aarde die altijd wakker is,
Kijkt elke dag met ongeloof om haar heen,
Wij vergiftigen, vernielen en misbruiken haar,
Toch blijft ze liefdevol en heel sereen.