Er was een jonge vrouw die heel verdrietig was.
Ze was niet alleen verdrietig, maar ze was ook heel eenzaam.
En elke keer als zij zich eenzaam voelde en daardoor verdriet had, begon ze te eten. Niet omdat ze het zo lekker vond, nee ze at het omdat het haar enigszins troost gaf. Jaar in, jaar uit, was ze eenzaam en verdrietig.
En wat ze ook maar probeerde, het veranderde niet.
Ze deed echt haar best.