Het is koud, en de wind blaast om zijn gezicht heen. Zijn vingers zijn blauw van de kou, en zo nu en dan probeert hij ze warm te blazen. Gebogen loopt hij wat heen en weer om niet te veel op te vallen. De avond begint langzaam in te vallen. Hij kijkt naar de eerste sterren die langzaam tevoorschijn komen en hij zucht. Waarom moest hij naar het front, waarom moest hij zijn gezin achterlaten, waarom is er nog steeds oorlog? Hij staart naar de grootste ster en vraagt: “Wanneer kan het eens vrede...