Er was eens een klein zieltje dat klaar stond om voor het eerst een reis naar de aarde te maken.
Ze had samen met haar Engelen uitgekozen waar ze wilde leven, wie haar ouders, broertjes en zusjes zouden zijn, en ook een rugtas vol met levenslessen meekrijgen.
Het zou een heerlijke reis worden.
Tenminste, zo voelde dat in de liefdevolle sferen.
Haar Engel stond klaar en in zijn handen droeg hij het zieltje.
Wanneer de eerste zonnestralen door het raam heen schijnen wordt de vrouw wakker.
Het was nog vroeg, maar toch stapte de vrouw uit bed, want vandaag was een belangrijke dag.
Dit was de dag waar ze zo lang naar uit had gekeken.
Ze sprong snel onder de douche en trok haar mooiste jurk aan.
Daarna deed ze wat make up op en bekeek zichzelf in de spiegel.
Ze glimlachte. Voor haar leeftijd zag ze er nog steeds stralend uit, vond ze zelf.
Dit was de dag dat haar zuster langs wilde komen.
“Mama?” een klein meisje kijkt omhoog naar haar moeder.
“Wat is er mijn schat?” vraagt haar moeder.
Het meisje wijst en kijkt door het raam naar buiten.
Moeder kijkt met haar mee, en ziet een prachtige vogel in één van de bomen die rond het huis staan. “Wat is er mijn kind, wat is er met die vogel?”
Het meisje gaat wat dichter bij het raam staan en duwt haar neusje tegen het glas aan. “Een Engel” zegt het meisje zacht.
Moeder keek nog eens, maar zag niets.