“Hoe laat is het?” vroeg een jongetje aan zijn vader.
Vader keek op zijn horloge en zei dat het bijna twaalf uur was.
De man glimlachte naar zijn zoon.
“Dan is het Nieuwjaar hé?” zei het kleine ventje verheugd.
“Mag ik straks het vuurwerk afsteken? en hij keek zijn vader vragend aan.
“Ach toe pap, mag het?”
Een man kijkt uit het raam en denkt aan zijn overleden vrouw.
De pijn en haar gemis is nog dagelijks voelbaar.
Dan denkt hij aan zijn moedertje, zal ze nog in leven zijn?
Dan denkt hij aan wat hem ruim twintig jaar geleden was overkomen.
Hij was woest geweest. Hoe kan iemand in de familie hem dit aan doen.
Hoe is een mens überhaupt tot zo iets in staat?
De man keek naar de zon die langzaam onderging.
Zijn overleden vrouw staat naast hem en legt haar hoofd op zijn schouder neer.
Wanneer de avond invalt en het tijd is om naar bed te gaan, loopt een vrouw moeizaam de trap op naar boven.
Ze is moe, zo ontzettend moe.
Haar lichaam is nog niet zo oud, maar zo voelt het wel.
Haar hoofd zit vol met vragen en vol met pijn vanuit het verleden.
Het lukt haar maar niet om daar los van te komen.
Ze is eenzaam, maar de behoefte om ergens naartoe te gaan heeft ze niet.
Vaak probeert ze dit wel te forceren, maar dan is ze nog moeier dan de dag ervoor.