Wanneer de eerste regendruppels naar beneden vallen kijkt een meisje naar buiten.
Het weer is al net zo somber als zijzelf.
De wereld huilt en is verdrietig en ze veegt haar tranen van haar wangen.
Dan kijkt ze naar het mandje dat naast de bank staat, het is leeg.
Het knuffelkonijn waar haar hondje zo graag mee speelde, ligt nog in de mand, en het meisje loopt ernaar toe. Raapt het konijn op en ruikt eraan.
Een vrouw zit op haar bed, ze is ziek.
Ze weet dat haar laatste weken zijn gekomen en ze maakt zich klaar voor het overgaan naar de Hemelse sferen.
Ze heeft er vrede mee en alles wat ze nog moest regelen is al geregeld.
Ze heeft van iedereen al afscheid genomen en er staat niets meer in de weg om over te gaan, behalve één ding.
Een vrouw zat op de bank en de tv stond aan.
Haar gezin zat naast haar en ze keken samen naar een leuk programma.
Ze lachten en hadden een gezellige avond met elkaar.
De vrouw kon heel even haar gedachten ergens anders op richten en ze was heel even dat zware gevoel kwijt.
Elke avond zag ze er tegenop om naar bed te gaan.
Dan gingen haar gedachten terug naar haar ouders die in één jaar tijd beiden zijn overleden. Hoe moest ze met zo’n groot verdriet omgaan?
“Hoe laat is het?” vroeg een jongetje aan zijn vader.
Vader keek op zijn horloge en zei dat het bijna twaalf uur was.
De man glimlachte naar zijn zoon.
“Dan is het Nieuwjaar hé?” zei het kleine ventje verheugd.
“Mag ik straks het vuurwerk afsteken? en hij keek zijn vader vragend aan.
“Ach toe pap, mag het?”
Een man kijkt uit het raam en denkt aan zijn overleden vrouw.
De pijn en haar gemis is nog dagelijks voelbaar.
Dan denkt hij aan zijn moedertje, zal ze nog in leven zijn?
Dan denkt hij aan wat hem ruim twintig jaar geleden was overkomen.
Hij was woest geweest. Hoe kan iemand in de familie hem dit aan doen.
Hoe is een mens überhaupt tot zo iets in staat?
De man keek naar de zon die langzaam onderging.
Zijn overleden vrouw staat naast hem en legt haar hoofd op zijn schouder neer.
Wanneer de avond invalt en het tijd is om naar bed te gaan, loopt een vrouw moeizaam de trap op naar boven.
Ze is moe, zo ontzettend moe.
Haar lichaam is nog niet zo oud, maar zo voelt het wel.
Haar hoofd zit vol met vragen en vol met pijn vanuit het verleden.
Het lukt haar maar niet om daar los van te komen.
Ze is eenzaam, maar de behoefte om ergens naartoe te gaan heeft ze niet.
Vaak probeert ze dit wel te forceren, maar dan is ze nog moeier dan de dag ervoor.
Een vrouw kwam uit haar huisje.
Ze had deze zelf uitgezocht nadat ze hier naartoe was gekomen.
Het huisje leek op het huisje waar ze eerst woonde in de grote stad, maar nu had ze een grotere tuin en geen naaste- en bovenburen.
Ze had een klein huisje uitgezocht dat genoeg was voor haarzelf, want in de Hemel had ze tenslotte weinig nodig.
Ze hoefde maar aan iets te denken en het was er al.
Ja, in het begin vond ze het nog een beetje raar.
Samen slenterden ze door de drukke winkelstraat.
Ze waren zojuist een kaarsje gaan branden in de kerk die daar zijn deuren voor open had gezet.
Hij sloeg zijn arm om haar heen en zij droogde de tranen die over haar wangen heen stroomden.
Ze keken elkaar verdrietig aan, maar door hun tranen kwam een liefdevolle glimlach.
Hand in hand liepen ze door de stad.
Nog geen zin om naar het ouderlijk huis te gaan waar zoveel was gebeurd.
Daar waar zoveel herinneringen liggen van zijn moedertje.
Wanneer een jongen een aanloopt neemt, rent hij opeens een andere wereld binnen.
Verschrikt kijkt hij om zich heen.
‘Waar ben ik?’ vraagt hij verbaast en kijkt wat om zich heen.
Hij is niet meer in de wereld waar hij vandaan kwam, nee, een ongeval heeft hem naar deze prachtige wereld gebracht. Een wereld met spelende kinderen en mooie witte Engelen.
‘Dag lieve jongen’, zei een stem op een liefdevolle toon.
‘Ik wil je vragen om met mij mee te gaan.’
Het is kerstavond en een oude man keek uit zijn raam.
Hij keek over het plein dat voor hem lag.
In het midden van het plein stond een grote kerstboom met wel duizend lampjes.
Ze zijn er zeker drie dagen mee bezig geweest om die boom op de juiste plaats te krijgen en om haar te versieren.
Ook de winkels rond het plein waren versierd met de prachtigste kerst versiering en overal brandde lichtjes, behalve bij één winkeltje.
Dat was het winkeltje van zijn beste vriend.