Een kleine kabouter zit voor het raam en staart naar buiten.
Hij ziet de dikke regendruppels langs het raam naar beneden glijden. Dan zucht hij en denkt aan al die weken dat het nu al regent.
Het is koud en nat buiten en hij kan daardoor amper zijn huisje uit.
Vroeger was de periode van regen veel korter. Vroeger zou het nu al gesneeuwd hebben en was het een fijne tijd hier in het kabouterbos.
Dicht aan de rand van het bos woonde een klein meisje.
Het was al avond en moeder had haar zojuist een verhaaltje verteld voor het slapen gaan. Daarna had ze haar een nachtzoen gegeven en haar welterusten gewenst.
Het lampje op de overloop bleef aan totdat moeder naar bed zou gaan.
Het was nu donker en langzaam viel ze in slaap.
Ze droomde dat ze heel vroeg wakker werd en blij haar bedje uit sprong en dat ze daarna de trap af rende naar beneden.