Een vrouw staat voor het raam en ze kijkt naar buiten.
Ze kijkt naar de eerste zonnestralen die op het grasveld achter het huis schijnen.
Er ligt een dun laagje dauw op het gras, en ze ziet de minuscule dauwdruppels aan de grassprieten hangen.
De zon schijnt met zijn stralen door de dauwdruppels heen en als de vrouw goed kijkt, ziet ze dat er hierdoor een soort lichtshow is ontstaan.
De vrouw is moe, maar ze trekt toch haar jas aan en loopt naar buiten.
Er was eens een kleine Elf.
Ze woonde op een zolder, vanwaar ze elke ochtend vanuit het raam naar buiten keek.
Ze zat dan op een houten kist en in haar handen hield ze stevig een gouden sleutel vast.
Ze verlangde ernaar om naar buiten te gaan, maar ze durfde niet.
Bang voor de andere Elfen, en om dan de inhoud van haar kist te moeten laten zien.
De kleine Elf huilde en drukte de gouden sleutel dicht tegen haar hartje aan.