Wanneer de zon op is gekomen, loopt Job het kaboutermannetje in zijn hemdje naar buiten.
Hij kijkt naar de lucht en glimlacht, omdat hij zag dat de zon scheen.
Dan loopt hij weer naar binnen om zich om te kleden en gaat voor zijn kledingkast staan.
Kijkend naar zijn gekleurde jasjes, besluit hij dat het vandaag de dag is om het gele jasje aan te doen. Hij doet het jasje aan, zet zijn groene vilten hoed op en bekijkt zichzelf in de spiegel.
Een klein Elfenmeisje zat op een tak van een boom in een heel groot toverbos.
Ze was verdwaald.
Ze was gaan spelen met haar grootste vriend, de nachtvlinder, en al spelend had ze haar wereld verlaten.
Nu zat ze op die tak van die hele grote boom en huilde zachtjes en haar traantjes vielen naar beneden.
Een klein veldmuisje schrok wakker, “regende het nu?”
Hij kroop uit zijn bedje en deed de deur open.
Hij keek naar buiten, maar hij zag geen regen.
Wanneer kleine Sanne wakker wordt, kijkt ze meteen door het raam naar buiten.
Het had gesneeuwd, en een dik pak sneeuw bedekte de wereld voor haar.
Snel sprong ze uit haar bedje, deed haar pantoffeltjes aan, en rende de trap af naar beneden. “Mama! Mama!, het heeft gesneeuwd!”
Moeder die in de keuken stond glimlachte.
“Ja mijn kind, ik heb het gezien.”
Een kleine jongen in een mooi blauw matrozenpakje, staat aan het roer van een hele mooie droomboot.
Hij stuurt zijn vliegende boot door de nacht, en haalt één voor één de slapende kindertjes op.
In de boot zitten de kindertjes keurig naast elkaar en kijken hun ogen uit.
Ze vliegen tussen de slapende wolken door, en zien de sterren glinsterend naar hun lachen.
Zo nu en dan zien ze een ster die zich achterover laat vallen, en een sliert van goudstof achterlaat.
Het is koud.
Een jongen kijkt uit het raam en ziet de sneeuwvlokken op de grond vallen. Hij is verdrietig en huilt zachtjes terwijl hij naar buiten kijkt. Hij was niet uitgenodigd voor het verjaardagsfeestje van zijn beste vriendje. Tenminste, hij dacht dat het zijn beste vriendje was.
Hij kon het niet bevatten wat er zich voor hem had afgespeeld.
Elke dag ging hij blij naar school.
Mama, mama, mag ik vanavond mijn schoen zetten?”
Sanne kwam aangehold met haar schoen in haar ene hand en een winterwortel in haar andere hand.
Moeder die voor het raam zat te haken keek haar glimlachend aan. “Maar natuurlijk mijn kind mag jij vanavond je schoen zetten.”
Het meisje keek blij naar haar moeder en begon te springen van geluk.
“Zal ik dan mijn schoen bij de openhaard zetten?” vroeg ze al springend aan haar moeder.
Moeder stond op en liep naar haar kleine meisje toe.
Het was koud en donker en de eerste sneeuwvlokken dwarrelden uit de lucht naar beneden. Een klein meisje zat verscholen in de hoek van een portiek. Ze was weggelopen vanuit het weeshuis en ze huilde zachtjes. Ze had geen papa en mama meer en andere familieleden had ze nog nooit ontmoet. Ze was weggelopen, omdat de juffen van het weeshuis zo onaardig tegen haar deden.
Heel lang geleden woonde er in een heel mooi land een kleine Eenhoorn.
Dit kleine Eenhoorntje was heel erg brutaal.
Hij wilde nooit luisteren naar zijn vader en moeder en ging altijd zijn eigen weg.
Hij woonde in het Elfen-rijk en in het Elfen-rijk was geen gevaar, dus wat kon hem gebeuren.
Op een dag was hij weer brutaal. Hij luisterde weer niet naar zijn ouders en liep verder het Elfen-rijk in.
Hij wilde dit keer verder lopen dan al die keren daarvoor, en hij ging wat sneller lopen.
Als de zon wat hoger aan de hemel staat, en de eerste vlinders fladderen van bloem naar bloem, komt er een heel lief oud kaboutermannetje naar buiten zijn huisje uitgelopen.
Hij woont daar samen met een oude grijze muis in een holletje onder de stam van een dikke eik.
Het oude kaboutermannetje staat voor zijn huisje en kijkt eens naar de lucht. Het beloofd een bijzondere dag te worden.
Mijn vader is de koning van fantasieland en mijn moeder is de hoogste fee van Feeënland.
Ik ben hun kleine prinsesje en wij zijn heel gelukkig met elkaar.
Elke dag kijkt mijn vader over zijn rijk en overziet zijn volk.
Hij kijkt dan bedenkelijk en laat één van zijn lakeien komen om het probleem wat hij heeft gezien op te lossen.
Mijn moeder regeert vanuit het grote woud.
Daar leeft ze samen met haar zusters.
Eén keer per jaar komen mijn vader en mijn moeder samen.